Sinds 2008 fotografeert Dolph Kessler overgebleven postboten overal ter wereld. Hij begon met de Hurtigrute langs de Noorse kust, volgde de Inner-passage van Vancouver naar Alaska en reisde met Gerrit Jan Zwier langs de Aleoeten en over de Saint Lawrence in Quebec. In 2015 nam hij de postboot langs de westkust van Groenland.
Met de postboot langs de westkust van Groenland
Nog altijd verzorgen postboten een deel van het vervoer van en naar afgelegen plekken. Maar hun aantal slinkt, omdat steeds meer bewoners wegtrekken en de luchtverbindingen beter worden. Dolph Kessler legt de laatste postboten vast op de foto. Zoals de Sarfaq Ittuk, die langs de westkust van Groenland vaart.
Postboten hebben anders dan cruiseschepen een functioneel doel: het vervoer van goederen en passagiers naar havens die via het land niet of moeilijk bereikbaar zijn. Dat geldt al helemaal voor het dunbevolkte Groenland, waar geen autowegen zijn. Vliegen kan wel, maar is duur. Daarom is de postboot voor de 55.000 Groenlanders een vaak en veel gebruikte vorm van openbaar vervoer.
De boot legt een traject van bijna 1600 kilometer af van Qaqortoq in het zuiden, via Nuuk, de hoofdstad van Groenland, naar Ilulissat, dat ongeveer halverwege de westkust van Groenland ligt (kaart). Onderweg doet hij maximaal acht andere havens aan. De totale reis heen en terug duurt een week. De Sarfaq Ittuk is de enige boot op dit traject en vaart met uitzondering van januari, februari en maart het hele jaar door. Hij vervoert uitsluitend passagiers, geen goederen. Het is echt een boot voor de locals. Per jaar gaan er slechts 2000 toeristen mee. Vergelijk dat eens met de Hurtigrute rute langs de Noorse kust. Op dat traject reizen in één week veel meer dan 2000 toeristen mee, zeker in het hoogseizoen.
Ontvolking
In Qaqortoq, waar ik aan boord zal gaan, spreek ik met de eigenaar van het Thaise restaurant. Hij maakt zich zorgen over zijn dorp. Het inwonertal (nu 1400) loopt terug en dat merkt hij in zijn omzet. Ook de cruiseschepen die aanmeren bieden geen soelaas; ze blijven gemiddeld slechts een of twee uur liggen, waarbij honderden toeristen het stadje overspoelen. Maar ze eten en drinken aan boord – het zijn all inclusive-reizen. Ook van de lokale bevolking moet hij het niet altijd hebben. Sommige Inuit drinken aan het eind van de maand hun loon in een paar dagen weg. De Thaise restauranthouder ziet de drinkers niet graag komen, ze vernielen zijn spullen, schrikken andere bezoekers af en zijn ze eenmaal in slaap gevallen, dan krijgt hij ze met geen mogelijkheid meer de zaak uit. Het is hetzelfde verhaal als ik op de reizen langs de Aleoeten en de Saint Lawrence hoorde, over de native people, van wie sommigen na de teloorgang van hun oude levensstijl en tradities geen positieve draai aan hun leven hebben kunnen geven.
Vertrek
Het is 21 mei. Ik kan vroeg in de avond inchecken. Er gaan nog vijf andere toeristen aan boord, voor de rest zijn het Groenlanders, zeker honderd of meer. Alleen in het hoogseizoen overheersen de toeristen. Ik voel mij direct thuis. De hutten zijn eenvoudig maar comfortabel en de bemanning is vriendelijk. De volgende morgen sta ik om 5.00 uur op. De zon is net te zien. Er drijven nog enkele ijsbergen. Onze eerste stop is Arsuk. Aanleggen kan niet. Passagiers worden opgehaald met een bootje. Ook dit dorp heeft te kampen met een krimpende bevolking. Dat is duidelijk te zien: de voorkant van een van de huizen is volledig weggewaaid.
Daarna varen wij door naar Paamuit en ook hier loopt het inwonertal terug.
Voor de ingang van de haven liggen boten die gestrand zijn. Er drijven hier nog steeds ijsbergen. Het binnenlopen van de postboot is overal een echte gebeurtenis, waarvoor het halve dorp uitloopt. Kinderen komen terug van weggeweest (school) of vertrekken voor een studie in Denemarken. Verdrietige en blije gezichten. Omhelzingen.
Avondrood
Laat op de avond komen wij in Qeqertarsuatsiaat, een naam die ik ondanks veel oefenen niet uitgesproken krijg. Ook hier staan weer mensen te wachten om passagiers op te halen of weg te brengen. Bij het wegvaren kleurt ineens de lucht helemaal rood, een prachtig gezicht. Dit dorpje heeft nog maar een zeer beperkt aantal inwoners en je vraagt je toch af wat er moet gebeuren met alle kleine nederzettingen die met veel overheidssubsidie overeind gehouden worden. Want elk gehucht heeft een winkel, een school, voorzieningen voor warmwater, een gemeenschapshuis met doucheruimtes en wasmachines, elektriciteit en verlichting en een vuilnisophaaldienst. Soms is meer dan de helft van de bewoners in dienst van de gemeenschap en verdient nog maar een enkeling zijn brood met jagen en vissen.
Industrie
De volgend morgen bereiken wij Nuuk, de hoofdstad van Groenland. Ineens zijn wij weer in een min of meer westerse wereld, met winkels en mode. Het weer is slecht, de regen gaat later over in natte sneeuw. Ik breng een bezoek aan het Groenlands volkenkundig museum, dat zeer de moeite waard blijkt. ’s Avonds om 21.00 uur gaat de reis weer verder. Het sneeuwt licht. De eerste haven die we zaterdag in alle vroegte aandoen, is Maniitsoq, met ongeveer 2500 inwoners. Er zijn nog weinig mensen op de been. Taxi’s rijden af en aan om passagiers te brengen en op te halen. Maniitsoq is een vissersplaatsje maar heeft tegenwoordig ook mijnbouwindustrie. Dichtbij worden uranium en nikkel gedolven; een ontwikkeling die niet alle bewoners toejuichen. Daarmee komen we bij een van de dilemma’s voor de Groenlandse regering. De Groenlanders willen graag volledig onafhankelijk worden, maar dan moeten ze de 500 miljoen euro subsidie van de Deense regering missen (gemiddeld ongeveer 8000 euro per inwoner). Meer inkomsten uit mijnbouw en toerisme zouden dat op termijn kunnen compenseren. Dat betekent echter ook dat mijnbouwconcerns of Chinese investeerders meer zeggenschap krijgen. En daarmee komt ongetwijfeld ook een instroom van mensen van buiten op gang, wat op een bevolking van slechts 55.000 zielen tot een eigen sociale dynamiek kan leiden die niet per se in het voordeel van de Inuit is. Ik vraag mij af of een langjarige strategische alliantie met de Denen de bevolking niet meer welvaart en welzijn zal opleveren. Temeer daar door het steeds meer ijsvrij worden van de Arctische Oceaan de geopolitieke situatie in het poolgebied gaat veranderen. Een volledig onafhankelijk Groenland wordt dan vrijwel zeker een speelbal van grote mogendheden zoals Rusland, de Verenigde Staten en Canada.
IJsbergen
Sisimiut is de laatste haven aan de westkust van Groenland die het hele jaar door ijsvrij en bereikbaar is. Het stuk naar Aasiaat en Ilulissat wordt pas vanaf eind april bevaren. Ik heb geluk. Door de strenge winter heeft de boot de afgelopen weken tweemaal dit laatste stuk moeten cancelen. Nu, op 23 mei, is het pas de tweede keer dat de reis helemaal kan worden volbracht. Het ijs van de oceaan van de afgelopen winter is tegen de kust gedreven. De Sarfaq Ittuk kan er doorheen maar moet zeer voorzichtig manoeuvreren. Het knalt en schudt dat het een lieve lust is. Ik ben om drie uur ’s nachts al op en drink een kop thee op de brug, waar passagiers welkom zijn. Terwijl de stuurman en de kapitein grapjes maken en de radio een vrolijke deuntje speelt, knalt de boot door het ijs. Het is volop licht hier boven de poolcirkel. Als de bewolking optrekt en de zon doorkomt, wordt het helemaal prachtig. Alles is nog wit. Twee uur te laat komen we aan in Aasiaat, een plaatsje met een regionale functie voor de zuidelijke Disko Bay. Ik ontmoet er Anita en Bend, een Deens echtpaar op leeftijd. Anita heeft hier in de jaren 50 een deel van haar jeugd doorgebracht. Haar vader was er de eerste tandarts. Ook nu houdt de postboot slechts een korte stop, net genoeg om op deze eerste pinksterdag een blik te werpen in de Lutherse kerk die volstroomt met gelovigen. De Denen zijn er goed in geslaagd de oude Inuit-religie te verdrijven. Jammer, want het oude geloof kent mooie symbolen.
De laatste vier uur op de postboot zijn voor het gedeelte naar Ilulissat en dit is verreweg het spectaculairste deel van de tocht. Wij varen door een stuk zee dat vol ligt met ijsbergen afkomstig van een nabije gletsjer. Het is niet voor niets dat de Disko Bay op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. Inmiddels heeft de gletsjer zich 40 kilometer landinwaarts teruggetrokken. Het hele fjord ligt vol met afgebroken stukken die als kleine maar ook immense ijsbergen met een snelheid van 30 meter per dag de zee in drijven. Het fjord zelf is 700 meter diep, maar aan de ingang ligt een drempel van slechts 300 meter diepte. De heel grote ijsbergen liggen daarom weken, soms maandenlang, voor de monding van het fjord vast en kunnen hun weg pas vervolgen als ze ver genoeg gesmolten zijn. Wie weet is de Titanic, honderd jaar geleden, wel door een ijsberg van deze gletsjer ten onder gegaan.
Voorzichtig zoekt de postboot zijn weg door het veld van ijsbergen die soms wel 50 meter of hoger zijn. In de zomer komen bijna 20.000 toeristen per maand dit natuurfenomeen bekijken. Daarmee is Ilulissat verreweg de populairste toeristische bestemming in Groenland. Vier dagen na mijn inscheping eindigt hier in Ilulissat mijn reis met de Sarfaq Ittuk, een van de laatste postboten ter wereld.