Progressie in aardrijkskunde

15 juni 2018
Auteurs:
Joop van der Schee
emeritus hoogleraar onderwijsgeografie
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2018
onderwijs
Nederland
Opinie
FOTO: FLORIEN WILLEMS
Tijdens de GeoWeek maakten leeringen uit de onderbouw van de middelbare school een wandeling door de binnenstad van Amsterdam waarbij ze zich oriënteerden aan de hand van een kaart uit omstreeks 1730. Zo konden ze analyseren wat er in de loop der eeuwen is veranderd én wat er bewaard is gebleven.

Het KNAG is gevraagd in een visiestuk uiteen te zetten waar het bij aardrijkskunde om draait en wat een goede leerlijn zou zijn. De essentie van het vak uitleggen is eerder gedaan, een leerlijn aardrijkskunde formuleren is minder bekend terrein. Eind 2017 verscheen het KNAG-visiestuk (zie www.geografie.nl). Aansluitend bij de oratie van Rob van der Vaart is daarin gekozen voor drie onderdelen als bagage voor leerlingen: Wereldbeeld, Ruimtelijke vraagstukken en Onderzoek en vaardigheden.

De kunst is nu te bepalen wat leerlingen moeten leren in het basisonderwijs en wat in de onderbouw en bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Uitgaand van werk van de Geographical Association in het Verenigd Koninkrijk heeft het KNAG gekozen voor een Leerlijn aardrijkskunde in vijf stappen, waarbij leerlingen hun kennis en vaardigheden verdiepen en verbreden.

Progressie

Het is aardig de Leerlijn aardrijkskunde te leggen naast wat aardrijkskundeleraren zeggen over hoe leerlingen progressie boeken bij het vak aardrijkskunde. Ik vroeg een aantal docenten naar de verschillen in aardrijkskundig inzicht tussen leerlingen in de brugklas, klas 3 en 5 havo/vwo.

Goed worden in aardrijkskunde moet je trainen; dat vergt discipline, focus en doorzettingsvermogen

Eloy Koenders, leraar aardrijkskunde aan het Bonhoeffer College in Castricum, mailde me: ‘Een goed voorbeeld van verschil in inzicht is dat leerlingen in klas 5 in staat zijn een verschijnsel vanuit verschillende dimensies te bekijken en te beoordelen. In klas 3 starten we met het bewust noemen van deze dimensies, en in klas 1 komt dit soms onbewust aan bod. In klas 5 kunnen leerlingen zelf verbanden en relaties leggen. In de 3e oefenen we hiermee, en in de brugklas zijn leerlingen veel minder in staat zelfstandig relaties te leggen en twee verschijnselen te relateren.’

Uit de AK-sectie van De Nassau in Breda komen drie reacties. Pieter Schellekens stelt dat klas 3 havo/vwo eerder en sneller verbanden legt dan de brugklas. Marie Louise Vogel, die in het vmbo-t lesgeeft, zegt dat leerlingen in de 3e klas hebben geleerd met kaarten, grafieken en dergelijke te werken, en inzien dat allerlei maatschappelijke ontwikkelingen invloed hebben op de inrichting van het landschap. ‘Ze leren kijken, waarnemen, en langzaam leren ze verbanden tussen ruimtelijke verschijnselen te leggen. Ze leren ook te verklaren en zich een eigen mening te vormen.’ Bart Pijpers voegt toe dat ‘leerlingen in de 5e klas over het algemeen best goed zijn in het wisselen van schaalniveau. Het in- en uitzoomen gaat ze al goed af. Leerlingen zijn zeer redelijk in staat om gebieden samen te voegen tot grotere regio’s, of binnen gebieden kleinere deelgebieden te onderscheiden. Dat gaat in de onderbouw toch echt nog een stuk lastiger. Leerlingen in de bovenbouw zijn zeker ook in staat om complexere contexten uit te pluizen, al zal dit natuurlijk voor alle vakken gelden.’

Manier van denken

Progressie bij aardrijkskunde heeft dus vooral te maken met leren kijken en een manier van denken. ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt’, zei Johan Cruijff al. Maar hoe kun je het doorkrijgen? Het verschil tussen een goede en slechte voetballer is volgens Cruijff een kwestie van techniek, discipline en karakter, schrijft Pieter Winsemius in zijn boek over Cruijff en leiderschap. Geldt dit ook voor progressie in het aardrijkskundeonderwijs? De vergelijking lijkt aardig op te gaan. Zeker als je weet dat Cruijff techniek omschreef als een manier van denken. Als je goed bent in aardrijkskunde, ken je het belang van rekening houden met relaties, schaal en dimensies. Denken en inzicht helpen je verder, maar ook discipline en karakter zijn van belang. Goed worden in aardrijkskunde moet je trainen, dat vereist discipline, focus en doorzettingsvermogen. En goed worden in aardrijkskunde zonder karakter tonen, gemotiveerd zijn, lukt vaak niet. Kortom, je boekt progressie in aardrijkskunde als je het doorhebt, het vaker doet en ervoor gaat.

Om te scoren zijn doelen nodig. Die doelen moet je uitwerken naar leerjaar om duidelijk te maken wat op een hoger niveau gevraagd wordt. Liefst zonder lange lijsten begrippen, want dat leidt algauw tot saaie lessen met begrippenaardrijkskunde. Geografen hebben een eigen manier van kijken die helpt de wereld beter te begrijpen. Wie die manier doorheeft, ziet het pas echt en kan dikwijls genieten van de ontdekkingstocht.

Visie op eigen leergebied

Het zijn belangrijke bevindingen nu ontwikkelteams van leerkrachten en schoolleiders dit jaar formuleren wat de inhoud van het onderwijs op basis- en middelbare scholen moet zijn. Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dragen de ontwikkelteams bij aan de doelen van Curriculum.nu door een visie te formuleren op hun leergebied en deze te concretiseren in grote opdrachten en in bouwstenen van kennis en vaardigheden. Deze opbrengsten vormen de basis voor de herziening van het landelijk curriculum, dat wil zeggen de doelen en inhouden die wettelijk zijn vastgelegd voor scholen en leerlingen. In 2019 worden de opbrengsten van de ontwikkelteams overhandigd aan de minister. Ze vormen straks de basis voor de herziening van de huidige kerndoelen en eindtermen. Wat dit uiteindelijk betekent voor progressie in aardrijkskunde is de vraag. Het beste wat aardrijkskundedocenten kunnen doen, is focussen op de waarde van hun vak voor de samenleving, deze powerful knowledge met verve voor het voetlicht brengen, en leerlingen uitdagen ermee aan de slag te gaan. Progressie met aardrijkskunde!

 

Meer lezen?

Zie www.geografie.nl/visiedocument voor het KNAG-visiestuk en voor de Leerlijn aardrijkskunde in het primair en voortgezet onderwijs.