Op naar het tweede jaar 'Veerkrachtig platteland'

Verbreding van de scope
De serie ‘Veerkrachtig platteland’ loopt een jaar. Tijd voor een terugblik. Wat kwam er aan bod en wat leren we daarvan? En alvast een vooruitblik. Want er blijken nog volop thema’s en auteurs die iets willen bijdragen aan deze reeks.
Afgelegen treinstations, dorpshuizen, boerenerven, culturele festivals, de dorpssupermarkt, een beginnend boerencollectief en een nieuwe woonwijk. Het kwam afgelopen jaar allemaal voorbij in de rubriek ‘Veerkrachtig platteland’ in Geografie. We begonnen ermee om de diversiteit van het platteland te laten zien en vooral initiatieven van bewoners die zich inzetten voor een leefbare omgeving. Met deze verhalen willen we de beeldvorming over het platteland en de regio verbreden, verdiepen en diversifiëren. Ieder artikel draaide om de vraag: ‘Hoe gaan lokale gemeenschappen om met de grote uitdagingen en kansen van deze tijd?’ (Geografie 2024-3). De beschreven voorbeelden tonen de kracht van het platteland, het aanpassingsvermogen en soms de onmogelijkheid met de uitdagingen om te gaan. Want het is niet alleen het doen-vermogen (Geografie 2024-8), maar ook het denk- en samenwerk-vermogen dat telt. Wat leren we van een jaar ‘Veerkrachtig platteland’? En wat is er nog te ontdekken op en over het platteland?
Doen-vermogen
We hadden Nederlandse voorbeelden uit Ten Boer, Oost-Groningen, Ulrum, Mariënvelde, de provincie Utrecht en de Baarlingerpolder. Ook maakten we een uitstapje naar Zweden. Telkens namen inwoners zelf het heft in handen, op zoek naar manieren om de leefbaarheid van hun omgeving te verbeteren. De oplossingen kwamen voort uit een mengeling van frustratie en gemis, inventiviteit en inspelen op de mogelijkheden die zich voordeden.
Bij de windturbine in Nieuwleusen, maar ook bij de extensivering van de landbouw in de Baarlingerpolder was het voor de betrokkenen duidelijk dat deze ontwikkelingen onontkoombaar waren. De burgers en lokale ondernemers waren liever zelf eigenaar van de plannen, met de mogelijkheid om lokale belangen te maximaliseren.
In Mariënvelde, Godegård en Oost-Groningen misten bewoners een ontmoetingsplek, goede bereikbaarheid of cultureel aanbod. Ze hadden snel door dat aankloppen bij de overheid geen soelaas bood; veel dorpen kampen met dezelfde vraagstukken.

Sommige projecten ontstonden toevallig. Een braakliggend terrein in Ten Boer bleek een unieke locatie voor experimentele woningbouw, mogelijk gemaakt door (tijdelijk) verruimde wet- en regelgeving na de financiële crisis in 2009.
Een ander initiatief, erfdelen, speelt in op het veranderende platteland: vergrijzing, boerderijen zonder opvolger, en kapitaalkrachtige gepensioneerden die zich een bijzondere woonplek op het platteland kunnen veroorloven.
De totstandkoming van de initiatieven is vaak een zaak van lange adem. Bijna alle projecten kenden een aanlooptijd van meer dan tien jaar. Heel vaak moesten de initiatiefnemers inspelen op onverwachte omstandigheden: een kapotte wiek die vervangen moest worden, dealen met nieuwe wet- en regelgeving, snel schakelen als zich een nieuw momentum voordeed. In Mariënvelde wisten handige inwoners dat momentum zelf af te dwingen voor hun gemeenschappelijke sport/zorgvoorziening. Door bijvoorbeeld op het juiste moment een verkiezingsdebat te organiseren, met aanwezigheid van de lokale pers.
De totstandkoming van een burgerinitiatief is vaak een zaak van lange adem
Samenwerk-vermogen
Bij de initiatieven zijn inwoners betrokken die al generaties lang op het platteland wonen, maar ook ‘nieuwkomers’. Mensen die in de stad niet meer kunnen vinden wat ze zoeken en naar het platteland gaan. Het leidt tot initiatieven die de authenticiteit van de plek bevestigen. Het gevoel en de liefde voor een plaats (sense of place) vormen een sterke motivatie voor inwoners om zich in te zetten voor de eigen leefomgeving. Het gemis van voorzieningen raakt mensen. Suzanne Christiaanse noemt het in haar artikel ‘veranderpijn’. De diversiteit van betrokkenen leidt ook tot initiatieven waarbij de grenzen tussen platteland en stad vervagen. De experimentele woonwijk Woldwijk spreekt vooral jonge stedelingen aan. Festivals als Grasnapolski en Hongerige Wolf trekken niet alleen bezoekers uit het hele land, maar geven lokale jongeren een nieuw gevoel van trots op hun regio, waarmee ze de aantrekkingskracht van de stad pareren.
Ina Horlings en Frans Padt deden eerder onderzoek naar de ‘X-factor’ van voortrekkers van plattelandsinitiatieven. Het blijken mensen (vooral mannen van middelbare leeftijd) met bovengemiddelde leiderschapskwaliteiten, een breed sociaal netwerk, een sterke innerlijke motivatie, passie en verbondenheid met de plaats en een goed afgestelde antenne voor de lokale problematiek en behoeften. We zagen in het artikel over Mariënvelde hoe die eigenschappen samenkwamen in de projectleider van de zorgcoöperatie. Ook de windturbine van Nieuwleusen kon niet zonder een kleine groep koplopers.
Andere wetenschappers leggen de nadruk op collectieve actie: de kracht van een gemeenschap om zich samen in te zetten voor één project. Bij succeservaringen wordt dit gemeenschapsgevoel versterkt en snijdt het mes aan twee kanten. Het dorp heeft niet alleen een nieuwe fysieke ontmoetingsplek, festival of sporthal, ook de sociale cohesie is versterkt. Horlings en Padt schrijven daarom niet alleen over de X-factor, maar ook over het belang van gedeeld leiderschap. Als de lasten te veel op de schouders van één persoon komen te liggen of de bredere gemeenschap zich niet meer gekend voelt in de plannen, gaat het vroeg of laat mis.
Onvermogen en kwetsbaarheid
De artikelen laten de mooie en uitdagende kanten van een veerkrachtig platteland zien. Want het gaat om tijdsintensieve en soms moeizame processen. Na de KNAG-lezing in juni kregen wij de vraag of dit beeld niet te rooskleuring is: zou er niet ook aandacht moeten zijn voor het onvermogen om te gaan met veranderingen of misschien zelfs het mislukken van projecten?
Zeker, al laten ‘mislukkingen’ zich moeilijk kennen. Bewoners lopen er liever niet mee te koop. Bovendien is het vaak een momentopname. Een succes kan achteraf gevierd worden en levert een tastbaar verhaal voor onze reeks. In onze zoektocht naar hoopvolle initiatieven zien we ook dat het vaak balanceren is op een dun koord. De initiatieven groeien uit tot omvangrijke projecten die vragen om professioneel leiderschap, veel vrijwillige inzet en medewerking van het lokale en provinciaal bestuur. Als een van die pijlers wegvalt of te zwaar belast wordt, stort de boel alsnog in elkaar. Zo werd in een ander Achterhoeks dorp dan Mariënvelde een multifunctionele sportaccommodatie de splijtzwam van het dorp. Voor de initiatiefnemers en de meerderheid van de dorpsbewoners waren de voordelen evident. De oude sportlocatie voldeed al jaren niet meer en nieuwbouw aan de rand van het dorp zou onderdak kunnen bieden aan andere activiteiten zoals een bibliotheek en ontmoetingscentrum. Voor de naastgelegen woningen betekende het echter extra verkeersoverlast en verlies van het vrije uitzicht. De omwonenden protesteerden uiteindelijk tot aan de Raad van State. Daar werden ze in het ongelijk gesteld en kon de bouw alsnog beginnen. Al waren de ontstane conflicten er niet meteen mee opgelost. De sportaccommodatie werd een paar jaar later wel genomineerd voor de dorpsvernieuwingsprijs.
We zien nog een andere ontwikkeling, de politisering van noaberschap. Steeds meer partijen (plattelanders zelf, maar ook overheden en de Haagse politiek) roemen gemeenschapskracht als uniek voor het platteland. Door bewoners de ruimte te geven zelf initiatieven te ontwikkelen, kan er optimaal gebruik worden gemaakt van het doen-vermogen van de samenleving, is de gedachte. Maar niet alle gemeenschappen of dorpen beschikken over voldoende sociaal kapitaal om hun voorzieningenbehoefte te kunnen stillen. De persoon met de X-factor zal maar ontbreken of net verhuisd zijn. En is het wel redelijk om van plattelandsbewoners te verwachten dat ze de nabijheid van voorzieningen zelf organiseren, deels op eigen kosten, terwijl de bevolking sterk vergrijst? Daarnaast worden veel initiatieven gefinancierd met subsidies van de overheid. Als die de beleidsvoorwaarden of programma’s aanpast, heeft dit grote gevolgen voor de voortzetting van het initiatief. Dat maakt het ook kwetsbaar.
Platteland en context
Hoe typisch plattelands zijn de initiatieven eigenlijk, is een andere vraag die we het afgelopen jaar kregen. We legden het voor aan de bewoners van Mariënvelde. Helemaal niet, was hun antwoord. Zo’n gedeelde sport- en zorgvoorziening kan ook in de stad, in een wijk met een sterke sociale cohesie bijvoorbeeld. Ook wij zijn ervan doordrongen dat gemeenschapsidentiteit vaak als iets ‘typisch plattelands’ wordt gezien, maar geen unieke eigenschap is.

biodiversiteit en het landschap. Hier het natuurinclusief agrarisch familiebedrijf Lubosch
Land opgericht in Ransdaal (Zuid-Limburg).
Tegelijkertijd zien we wel een groot verschil in geografische context en de uitdagingen waarmee bewoners te maken krijgen. In Geografie 2024-4 stonden we stil bij het rapport Elke regio telt (2023), waarin de drie grote adviesraden concluderen dat het Rijk veel minder in plattelandsregio’s investeerde dan in stedelijk gebied. Dit heeft grote gevolgen voor het aanbod van voorzieningen en de bereikbaarheid ervan. Hoewel een taai proces, is er in Nederland mede hierdoor steeds meer aandacht voor regionale verschillen. Ook vanuit de EU trouwens. Brussel werkt aan een long term vision voor rural areas, met als doel een sterker, beter verbonden, welvarend en veerkrachtig platteland. Alle lidstaten zouden daartoe een plattelandstoets moeten uitvoeren (rural proofing) om te controleren of het voorgestelde beleid aansluit op de realiteit van het platteland. In Nederland komt de discussie daarover langzaam van de grond. Het was een van de hoofdonderwerpen tijdens het Plattelandsparlement van de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen in Assen en bij de wintersessie van de P10 (netwerk van 32 grote plattelandsgemeenten) in Beekbergen. Want de geografische context, lees: meer grondoppervlakte en minder mensen per vierkante kilometer, is anders dan in stedelijk gebied.
Nog veel meer
Het kan de lezers niet ontgaan zijn: er gebeurt heel wat op het platteland. De artikelen van afgelopen jaar schetsen een divers pallet. Tegelijkertijd zijn er nog lacunes. Zo is de geografische spreiding van de besproken voorbeelden over Nederland beperkt. Het komende jaar richten we onze blik in Geografie op het zuiden van Nederland: Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. Daarnaast willen we de thema’s verbreden. Maatschappelijke ontwikkelingen in de zorg, duurzaamheid, natuur, voedselvoorziening en veiligheid zijn ook of misschien wel juist op het platteland heel relevant en inwoners zetten zich daarvoor actief in. Er valt dus nog genoeg te schrijven. Daarbij verheugen we ons op jong talent. De winnaars van de LVKK-scriptieprijzen (Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen) werken al aan artikelen over het gemeenschapshuis van Vilsteren en de rol van ondernemers in een dorp. Wordt vervolgd dus.
BRON
- Horlings, I., & Padt, F. (2013). Leadership for Sustainable Regional Development in Rural Areas: Bridging Personal and Institutional Aspects. Sustainable Development, 21(6), 413-424.