Vroeger rookte iedereen. Nou ja, bijna iedereen. In 1970 rookte driekwart van de mannen en vier op de tien vrouwen. Mijn vader stak in die tijd de ene sigaret met de andere aan en wist er per dag twee pakjes Camel zonder filter doorheen te jagen. Die sigaretten kocht hij per slof (tien pakjes) bij de sigarenboer bij ons om de hoek op de Van Hogendorplaan in Vlaardingen. En wij rookten gezellig mee, thuis en in de auto. Nog los van het opgroeien in het door de chemische dampen van Pernis bewalmde Vlaardingen van die tijd, zal dat meeroken niet bepaald bevorderlijk zijn geweest voor onze levensverwachting. Nou goed, we gaan het zien. Mijn vader is in elk geval niet echt oud geworden.
Ik woon in een zogeheten ‘jaren 30-wijk’, de Vruchtenbuurt in Den Haag. Als je oppervlakkig kijkt, zie je daar vooral eengezinswoningen met een erker, een tuin en oranjerode dakpannen. Een brave, rustige en afgaand op de idiote vraagprijzen populaire woonbuurt. Gewild, maar niet wild. Zelfs een beetje saai.
Zullen we ooit nog een strenge winter krijgen? Het collectieve verlangen naar een Elfstedentocht lijkt groter te worden naarmate de voortschrijdende opwarming van de aarde de kans daarop steeds kleiner maakt. Het aantal etmalen met nachtvorst is de laatste jaren op één hand te tellen.
Had ik al verteld dat je in Asturië prachtig kunt fietsen? Tussen de grijsgroene Picos en de Atlantische oceaan. Of in de Kop van Noord-Holland, de Noordoostpolder, Zuidwest-Friesland, Noordoost-Groningen, Montferland, Sauerland, Toscane, de Pyreneeën? Ik meen van niet. Maar ach, kun je niet overal prachtig fietsen? Heeft niet elk landschap zijn verhaal, zijn charme, in welk jaargetijde dan ook?
Waar kan een mens mooier fietsen dan in de Dolomieten?
Ik was begin april een weekendje weg en verbleef in Wijhe. Ik had mijn fiets meegenomen, want wat is er nou leuker dan onbekende wegen te befietsen?
Als je vrijwel altijd in dezelfde omgeving fietst, zie je het landschap in de loop van de jaren langzaam veranderen. Een nieuw plukje woningen, een nieuwe kas. Voor de argeloze toeschouwer zijn het nauwelijks zichtbare toevoegingen of vervangingen. Maar voor de fietser die met een ijzeren regelmaat zijn rondjes rijdt, blijft niets onzichtbaar. Hij ziet alles. Af en toe verandert het landschap fundamenteel. Het aanzicht zal nooit meer hetzelfde zijn. Soms doet dat pijn, soms wordt er iets moois toegevoegd.
Als fietser rijd je door de mooiste landschappen. Maar je komt ook op heel lelijke plekken. Zelfs in de Savoie, in de majestueuze Franse Alpen. Want wat de Fransen daarboven aan skidorpen hebben gebouwd, daar lusten de honden geen brood van. Een welstandscommissie lijkt er te ontbreken.
Te worden verrast door het onbekende, dat is waar ik als fietser steeds naar op zoek ben. Naar verlang zelfs.
Ik dacht altijd dat Ligurië een welgestelde provincie was. Tot ik er ging fietsen. Het is er linke soep: scheuren, kuilen en gaten in de wegen. Kleine gaten, grote gaten, tot 30 centimeter diep. Vooral de kleine paswegen (de witte weggetjes op de kaart) zijn slecht. Verklaarbaar natuurlijk: de winters zijn ijskoud en de zomers snikheet.