Een van de mooiste plekken in Brussel is het Koningsplein. Het is een klassiek mooie plek, bedoeld, nee ontworpen, om mooi te zijn. Het werd in 1776 ontworpen in de Lodewijk XVI-stijl. Rondom het plein staan gebouwen die ze in Zuid-Europa zeker paleizen zouden noemen, maar die in Brussel voor hôtels doorgaan.
De film Schindler’s List werd deels in de Oekraïense stad Lviv opgenomen in plaats van het Poolse Krakau. De gebouwde omgeving in Krakau was begin jaren 90 al te sterk gemoderniseerd om dienst te kunnen doen als setting voor begin jaren 40. Om een zelfde reden week regisseur Dick Maas uit naar Brussel om midden jaren 80 de film Flodder op te nemen. De ergste ellende was in Nederland blijkbaar al opgeruimd en dwong Maas, of zijn locatiescout, naar België uit te wijken.
Brussel is de hoofdstad van het surrealisme. Van Paul Nougé, Louis Scutenaire, Irène Hamoir, E. L. T. Mesens, Marcel Mariën, maar vooral René Magritte. Op 15 augustus is het precies 50 jaar geleden dat de surrealistische meester overleed. Daarom hebben het Brussels Stadsgewest en de Brusselse gemeente Jette, waar hij van 1930 tot 1954 woonde, 2017 uitgeroepen tot Magrittejaar. Dat begint op 11 maart en eindigt op 9 september. Nog net geen half jaar dus. Omdat 50 jaar een halve eeuw is? Of om het surrealisme te vieren?
Aangezien de master geografie van de KU Leuven samen met de Vrije Universiteit Brussel (VUB) wordt aangeboden, is de VUBcampus in Brusselse gemeente Elsene een plek waar Manuel Aalbers geregeld komt. En al zijn er verschillende wegen die naar de campus leiden, om de Generaal Jacqueslaan kun je bijna niet heen.
Dat fietsen in Brussel niet altijd een pretje is, heeft u wellicht nog onthouden van Manuel Aalbers vorige column. De grote boosdoeners waren toen de automobilisten en de fietssuggestiestroken.
Als Nederlander-buiten-Nederland fietst Manuel Aalbers graag een rondje door of rond de stad. Bij een meerdaagse city trip of op een vrije dag na een conferentie hoort een fietstochtje. Dan merkt hij dat we in de gemiddelde Nederlandse stad niets onderdoen voor de zelfbenoemde fietshoofdstad Kopenhagen, en dat je in Rome ook best aardig kunt fietsen als je je bestemming maar een beetje aanpast en grote rotondes vermijdt.
Brussel is een stad van pleinen’, schreef Manuel Aalbers in zijn vorige column. Er waar zijn pleinen uiterst geschikt voor? Juist, voor markten.
Brussel is een stad van pleinen. Er zijn er niet alleen heel veel van, buurten worden er ook mee geïdentificeerd. De Kasteleinsbuurt en de Louizabuurt zijn respectievelijk vernoemd naar een marktplein en een verkeersplein. Een plein hoeft dus niet gezellig te zijn om er een buurt naar te vernoemen.
Manuel Aalbers blogt over Brussel. Deze keer over de bareel van Sint-Gillis. Een rotonde met zeven toegangswegen en zonder duidelijke regels: de ultieme shared space.
De Ninoofsepoort, of de Porte de Ninove zoals de meeste mensen ’m noemen, klinkt alsof hij in een sprookjesboek of een fantasy novel thuishoort, schrijft Manuel Aalbers.