De verkiezingen voor het Europees Parlement zijn al weer een tijd geleden en binnenkort treedt de nieuwe Europese Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen aan. Vlak voor de verkiezingen verschenen er twee boeken van geografen over het belangrijke maar momenteel niet zo geliefde onderwerp Europa. Wat hebben ze ons te bieden?
Het goede nieuws: kaarten hebben het tij mee. Door een overvloed aan data en visualisatietechnologie mogen meer lezers van meer kaarten genieten. En dankzij de digitale media komen de kaarten allemaal uit een computer, dus moet de kaart wel waar zijn.
Veldwerk kan leerlingen helpen aardrijkskunde en de wereld om hen heen beter te begrijpen. Ze gaan zelf aan de slag en na afloop houden ze de eigen waarnemingen naast de theorie uit het boek. Daarbij spelen het cognitieve en het affectieve domein een rol. Maar lang niet alle docenten lijken te weten hoe ze veldwerk optimaal kunnen inzetten.
Er zijn allerlei taalregels die we bewust, maar veel vaker onbewust, gebruiken om teksten en beelden te structuren. Goed gebruik daarvan in lesmethoden helpt leerlingen de stof beter te doorgronden. Marion van de Coolwijk vergelijkt de Geo, De Wereld van en buiteNLand.
Ooit liet Freddy Heineken een team onder leiding van de historicus Wesseling werken aan een kaart van de Europese regio’s. De nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die gezegend is met een ruim budget voor investeringen in infrastructuur en duurzaamheid dwingt de geograaf om na te denken over hoe om te gaan met de regio en zijn grenzen. Politiek geograaf Kees Terlouw meent dat regionale identiteit daar een belangrijke rol bij kan spelen.
Wie terugdenkt aan een eerste studiejaar, en zich het beeld van een toekomstig werkveld nog kan herinneren, begrijpt meteen dat er tussen toekomstbeeld en realiteit een aardige kloof kan ontstaan. Om die twee perspectieven zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten, verkennen studenten Geo media en design (GMD) tijdens het eerste studiejaar meteen de sector waarin zij later mogelijk werkzaam zullen zijn.
Wielrennen en aardrijkskunde gaan soms mooi samen.
In 1764 stichtten de Fransen op een gunstige plek aan de Mississippi en dicht bij de monding van de Missouri-rivier Saint Louis. De stad zou lange tijd een belangrijke rol spelen in de pelshandel. De Frans-Amerikaanse bezittingen tussen de Grote Meren en New Orleans lagen aanvankelijk ver van de Britse koloniën aan de Oostkust. Na de succesvolle doorkruising van de Appalachen (zoals bij Cumberland Gap, zie Geografie april 2019), schoof het ‘Britse’ kolonisatiefront snel op in westelijke richting en werden de latere staten Alabama, Indiana, Iowa, Kentucky, Mississippi, Ohio en Tennessee bezet. Gaandeweg beseften de Fransen dat hun posities in het centrale deel van Noord-Amerika uiteindelijk onhoudbaar zouden zijn. Toen Napoleon, die geld nodig had voor de oorlogsvoering in Europa, in 1803 de Franse bezittingen te koop aanbood, gingen de Verenigde Staten van Amerika daar direct op in. Door de aankoop – later bekend als de Louisiana Purchase – zou het territorium van de VS zelfs verdubbelen.
In een pubquiz hebben ze je als docent aardrijkskunde graag in het team. Wie weet immers waar het grootste deel van de wereldbevolking woont of wat mondiaal de gemiddelde levensverwachting is? Zulke kennis lijkt misschien triviaal, maar is essentieël voor een correct wereldbeeld.