Het Malieveld in Den Haag wordt al sinds het begin van de 19e eeuw gebruikt als plek voor grote en kleine demonstraties. Een van de eerste grote samenkomsten vond plaats in 1864, toen Haagse arbeiders protesteerden tegen slechte arbeidsomstandigheden. Sindsdien is het Malieveld uitgegroeid tot een belangrijke locatie voor allerlei soorten politieke betogingen en maatschappelijke protesten.
Je zou honderden jaren moeten leven. Dan kun je nog eens rustig om je heen kijken en de geleidelijke veranderingen in de omgeving goed tot je door laten dringen. Maar je leeft geen honderden jaren. Bomen wel.
De kermis van april ging naadloos over in het Bevrijdingsfestival. Dat was een kwestie van een paar dagen afbreken, een paar dagen opbouwen, en daarna weer afbreken. Enkele weken later stond alweer een volgend evenement op de agenda: de Tong Tong Fair, een cultureel festival waarin de Indische cultuur centraal staat.
De moderne mens heeft vele raadselachtige fenomenen voortgebracht. Een daarvan is de kermis. De kermis die voor ongeveer een maand is neergestreken op het Malieveld, is groot. De attracties beslaan meer dan de helft van het veld. De andere helft erachter doet tijdelijk dienst als overnachtingsplaats voor de kermismedewerkers en hun gezinnen. De enorme hoeveelheid trucks en grote caravans vormt een eigen en dichtbevolkte woongemeenschap. Die omvang verbaast me telkens weer.
Een vrijdag begin maart. Op het Malieveld worden al dagenlang voorbereidingen getroffen voor de City-Pier-City-loop. Er zijn grote witte tenten neergezet, overal staan dranghekken en het veld wordt omzoomd door lange, witte hekken. Verboden toegang. Daarbuiten zijn lange rijen blauwe Dixi’s, mobiele urinoirs, en tijdelijke fietsenrekken geplaatst. Mijn fietspad aan de noordwestkant van het Malieveld is afgesloten. Dat is zondag de finishstraat. Er zijn tribunes omheen gebouwd. Vlaggen wapperen in de wind.
Het is februari. Een grijze dag. Het Malieveld in Den Haag is leeg en groen. Zo zie ik het graag.