De gaande en de komende voorzitter
Op 1 januari heeft Yves de Boer het stokje van KNAG-voorzitter doorgegeven aan Veronique Schutjens. De Boer kijkt terug op de activiteiten van het KNAG in de afgelopen zes jaar en Schutjens stelt zich voor.
Yves de Boer: ‘Houd het breed, in alle facetten van de geografie’
‘Na jarenlang werken in het openbaar bestuur gaf het mij een back to the roots-gevoel weer geografen om me heen te hebben. Geograaf ben je en blijf je, altijd bezig op een bepaalde manier naar de omgeving te kijken. Ik ben trots dat ik werd gevraagd als voorzitter. Het KNAG maakt het mede mogelijk docenten vakinhoudelijk te ondersteunen en te stimuleren. Zij zijn het stofgoud van eigentijds onderwijs. De KNAG Onderwijsdagen waren voor mij hoogtepunten van het voorzitterschap: mensen ontmoeten die dagelijks als geograaf bezig zijn. Het is een persoonlijke behoefte: bij elkaar komen is zo belangrijk en werkt stimulerend. Dat de laatste twee KNAG Onderwijsdagen door corona niet konden doorgaan was een domper. Live contact beklijft zo veel beter dan elkaar online ontmoeten.
De bestuursvergaderingen gingen gelukkig wel live door. Daar probeerde ik de bestuursleden uit verschillende werkvelden in de gelegenheid te stellen hun beste beentje voor te zetten voor het KNAG. Met hulp van het team van het KNAG-bureau, dat de juiste randvoorwaarden creëert en de dagelijkse zaken afhandelt.’
Belang van ruimte
‘Er is nog een wereld te winnen als het gaat om hoe aardrijkskunde door de buitenwereld wordt gezien. We zijn meer dan enkel topografie. In 2023 bestaat het KNAG 150 jaar. “Genootschap” klinkt misschien oubollig, maar het geeft wel de nodige statuur en iets van heel erg sámen. Bij de oprichting was het belang van geografie het maken van goede kaarten, nu krijgen we een brede maatschappelijke rol. We zijn meegegroeid met de samenleving en doen er nog steeds toe. Kijk op sociale media, waar veel aardrijkskunde voorbij komt. Ik zie allerlei dwarsverbanden die aantonen hoe belangrijk het is om het te hebben over de inrichting en de ontwikkeling van de ruimte.
Het gaat niet meer alleen over ruimtelijke ordening, maar ook over de ruimtelijke ontwikkeling. En daarna komt ruimtelijke activering. De Omgevingswet geeft straks het wettelijk kader om deze activering te borgen. De samenleving komt meer centraal te staan in de ruimtelijke ontwikkelingen en de afwegingen daarbij. Als voorzitter van het Jaar van de Ruimte (2015) kon ik dit gedachtengoed breed dragen in toespraken. En scholieren hebben we uitgedaagd hun “atlas van de toekomst” te maken.
Geografie is de schakel tussen de samenleving en de overheid, die door de Omgevingswet meer met elkaar moeten optrekken. Voor beide is het belangrijk de omgeving te begrijpen. Met wet en regelgeving heeft geografie op zich weinig te maken, maar des te meer met de impact die de wet zal hebben. ’
Actief burgerschap
‘Ik ben een groot voorstander van actief burgerschap. Zes jaar geleden, bij mijn aantreden als KNAG-voorzitter, noemde ik het ook. En toen ik nog aardrijkskundeleraar was, besprak ik met mijn leerlingen hoe belangrijk het is een bewuste burger te zijn.
Nu is het een hot item. De tijdsgeest is veranderd, de dominantie van het gezag is aan het verbleken. Tegelijkertijd worden de wensen uit de samenleving steeds kleurrijker. Het is eigenlijk een emancipatie van de samenleving.
Bij de Tweede Fase dreigde burgerschap op te gaan in het vak maatschappijleer, waardoor alle sectorale kennis bij elkaar zou worden geveegd. Met als resultaat een waterig soepje met hier en daar een vetoog. Uiteindelijk is toen geprobeerd de vakken met elkaar in verband te brengen, door bijvoorbeeld bij geschiedenis ook een ruimtecomponent toe te voegen. Een meer thematische benadering. De laatste jaren gingen gesprekken over actualisatie van onderwijsdoelen in eenzelfde richting. Maar burgerschap is niet in één hokje te stoppen. Alle vakken dragen hier verantwoordelijkheid voor, aardrijkskunde ook!’
Geografie is de schakel tussen de samenleving en de overheid, die door de Omgevingswet meer met elkaar moeten optrekken
Afscheid
Yves de Boer is geen voorzitter meer van het KNAG, maar zal zich niet vervelen. Het Biesbosch Museum, de Kunstbiënnale van Oosterhout, de Maatschappelijke Adviesraad Staatsbosbeheer Noord-Brabant en Architectuur Lokaal kunnen rekenen op zijn voorzitterskwaliteiten. Naast geograaf is De Boer dus ook voorzitter in hart en nieren. Iemand die, zoals hij ook bij het KNAG deed, probeert het beste in mensen naar boven te halen. De nieuwe voorzitter Véronique Schutjens wenst hij veel succes en geeft hij graag mee: ‘Houd het breed, in alle facetten van de geografie.’
FW
Veronique Schutjens: ‘Als het schuurt, gaat het glanzen’
‘In de auto op weg naar onze vakantiebestemming moesten we allemaal stil zijn op de Boulevard Périferique. Als middelste van vijf kinderen mocht ik dan bij de Porte d’Italie “hier linksaf” roepen. Dat was niet voor niets. Thuis bladerde ik ook altijd gefascineerd in atlassen – het liefst in het exemplaar dat mijn vader als hoofd van de lagere school eens meenam: zo’n hele grote in een harde zwarte kaft. Op de achterbank van onze Ford Taunus mocht ik daarom kaart lezen.
Ik heb een ingebouwd kompas, ik weet altijd waar noord en waar zuid is. Behalve in de Ikea verdwaal ik dan ook zelden. En het is vast door deze aanleg dat ik als bèta in 1982 verzeild raakte in de sociale geografie. Daarbij hielp ook het enthousiasme van een broer die geologie studeerde, en een peetoom die docent aardrijkskunde was.
Voor docenten aardrijkskunde heb ik trouwens onnoemelijk veel respect. Na mijn studie heb ik drie maanden voor de klas gestaan op Schoonoord in Zeist. Dat was niet mijn beste periode. Met het voorbereiden van zes lesuren was ik de hele week bezig, doordat ik verschillende scenario’s maakte om op de stemming van de klas te kunnen reageren.’
Bedrijven en buurten
‘De universiteit bracht redding. Bij Han Floor kon ik in Utrecht aan de slag, eerst als docent statistiek, later als promovendus op het snijvlak van economische geografie en planologie. In 1993 promoveerde ik op het onderzoek Dynamiek in het draagvlak: huishoudens-ontwikkelingen en winkelbestedingen in oudere naoorlogse wijken. Vanwege mijn interesse in de effecten hiervan voor lokale ondernemers kwam ik daarna terecht bij de Utrechtse economisch geografengroep rond mijn ‘mentor’ Egbert Wever en later rond Oedzge Atzema. Sindsdien ben ik altijd onderzoek blijven doen naar ondernemerschap en het Nederlandse midden- en kleinbedrijf. Standplaats Utrecht, met uitstapjes naar de Universiteit van Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, het Milieu en Natuur Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving. In mijn onderzoek staat steeds de wisselwerking tussen lokale bedrijven en buurten centraal. Ik wil dat niet op één moment onderzoeken, maar kijk naar de levensloop van diverse typen en generaties van lokale (etnische) bedrijven. Ondernemingen volgen in de tijd is echt mijn ding. Maar ik ben geen econoom, ik ben geograaf. Egbert Wever en ik volgden in Het Jonge Bedrijven Panel vijf jaar lang een groep van driehonderd net gestarte bedrijven rond Veendam, Twente en Amsterdam. Elk jaar belden we de ondernemers. Had hun bedrijf de eerste moeilijke levensjaren overleefd? Was het bedrijf gegroeid, in welk opzicht, en waarom (niet)? Hoe was hun (ruimtelijk) netwerk, en was dat veranderd? En, waren ze verhuisd in deze periode, en vooral waarom wel (of juist niet)? Op zoek naar de antwoorden keek ik naar de verankering van de bedrijven in de buurt en de regio.’
Toch ‘juf’
‘Daarnaast, of misschien wel bovenal, ben ik universitair docent. Daar heb ik me uiteindelijk toch echt tot “juf” ontwikkeld. Ook dit doe ik bij voorkeur longitudinaal. Ik geniet van mijn projecten met studenten die teruggaan naar hun oude middelbare school om daar leerlingen te bevragen over de eigen omgeving. Ook mijn studenten volg ik graag in de tijd. Hoe ontwikkelen ze zich als jong volwassenen in hun werk en leven? Met Erika van Middelkoop trek ik sinds begin 2000 de alumnimonitor en het alumnipanel van het departement Sociale Geografie en Planologie bij de UU, om te zien hoe het oud-studenten vergaat.
Naast drie dagen onderwijs, onderzoek en management bij het departement houd ik me momenteel twee dagen per week bezig met verbetering van onderwijs bij de Universiteit Utrecht. We zien dat jongeren meer leren als je aansluit bij hun ervaringen en hen verleidt daarop terug te blikken. We leren studenten doelen te stellen, voortgang bij te houden en te evalueren. Want ze zijn zo druk dat leereffecten vaak weglekken. Studenten zouden meer tijd moeten hebben om te zien wat ze geleerd hebben, en dat expliciet te maken. Via het delen van ervaringen komen er zaken boven waarvan ze zelf helemaal niet wisten dat ze die geleerd hadden. Wat helpt is studenten uit hun comfortzone halen. Als je studenten uitdaagt, leren ze meer. Dat kan bijvoorbeeld door buitenlandervaring. Neem maar eens een andere route, dan word je verrast en kom je verder. Ja, ook als het “schuurt”. Juist dan.
Onderzoek naar onderwijs wordt steeds belangrijker. Opvallend veel eerstejaars geven aan dat hun docent aardrijkskunde op school beslissend is geweest in de keuze van hun vervolgtraject. Als voorzitter van het KNAG wil ik me dan ook hard maken voor een nauwere samenwerking tussen docenten aardrijkskunde en de academische geografie. Die wisselwerking kan echt nog een stuk beter. Ik denk dat het KNAG hierin een rol kan spelen, en ik wil daar energie in stoppen.’
Bij elkaar brengen
‘Maar dat is niet nieuw. In alle interviews in de laatste vijftien jaar met komende KNAG-voorzitters, lees ik het: docenten, wetenschappers en praktijkgeografen bij elkaar brengen. Met die professionals lukt dat vooral goed binnen het bestuur van het KNAG. Maar misschien zou een denktank (red team?) kunnen inventariseren welke hobbels er liggen, welke bruggen er nog ontbreken en hoe we stappen kunnen maken in de verbinding. Ook de integratie van fysische en sociale geografie kan sterker. Het is een lastig transformatieproces, maar ja: “als het schuurt gaat het glanzen”. Het lustrum straks in 2023 is een mooi moment om de diverse bloedgroepen te verenigen – en ik hoop van harte dat dat al gebeurt in de aanloop ervan. Het zou al geweldig zijn als we “mixen” en het lustrum zelf als expeditie zien – op reis met een team van heel verschillende docenten, wetenschappers en praktijkgeografen. Allen buiten hun comfortzone…
We hebben krachtige kennis nodig om de ontwikkelingen in de wereld te duiden - de oorlog in Oekraïne, de coronapandemie en de stikstof-, klimaat- en wooncrises
Die interne versterking is ook belangrijk om de stap naar buiten te kunnen maken. Het KNAG moet duidelijker laten zien wat het eigene aan de geografie is. Deels overlapt wat we doen met het werkveld van bijvoorbeeld sociologen, economen en geologen. Maar er is ook iets echts geografisch wat we nu naar buiten brengen onder de noemer powerful knowledge. Krachtige kennis over geografische verschillen, schaalniveaus, samenhang, historie en de beeldvorming daarvan – kennis die collega Leo Paul de laatste weken met velen heeft gedeeld. We hebben krachtige kennis nodig voor het duiden van de ontwikkelingen in de wereld. Van de verschrikkelijke oorlog in Oekraïne, van de coronapandemie en de stikstof-, klimaat- en wooncrises.’