Bomen, bomen en nog eens bomen voor negatieve CO2-emissies

17 juni 2022
Auteurs:
Henk Donkers
Geograaf, aardrijkskundeleraar, wetenschappelijk medewerker, docent geografie/planologie/milieu en wetenschapsjournalistiek, wetenschapsjournalist
Dit artikel is verschenen in: geografie juni 2022
klimaatverandering
Kennis

Overheden en bedrijven buitelen over elkaar heen met voornemens voor de aanplant van miljarden bomen, vooral in ontwikkelingslanden. Ze zijn nodig om een netto CO2-reductie te bewerkstelligen. Want zonder ‘negatieve emissies’ zijn de klimaatdoelen onhaalbaar. Aan de aanplant zitten echter veel mitsen en maren, zowel ecologische als sociale.

 

Het eerste deel van het laatste IPCC-rapport (2021), over de oorzaken van klimaatverandering, is duidelijk: de grens van 1,5 graad temperatuurstijging wordt waarschijnlijk al over tien jaar overschreden. Om daaronder te blijven mag de wereld in totaal nog maar 400 gigaton CO2 uitstoten. Bij een jaarlijkse emissie van 43 gigaton (2019) is dat koolstofbudget binnen tien jaar opgesoupeerd. Om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen, moeten niet alleen de CO2-emissies op korte termijn zeer fors verminderen, maar zijn ook ‘negatieve emissies’ nodig: er moet niet alleen minder koolstof in de atmosfeer gebracht, maar ook koolstof uit de lucht gehaald en opgeslagen worden. Koolstofverwijdering (carbon removal) wordt dus een belangrijke klimaatdoelstelling. Voor de duidelijkheid: het gaat om extra koolstofvastlegging, want in de natuurlijke kringstofkringloop wordt al veel koolstof vastgelegd in carbon sinks zoals bossen, oceanen en bodems (figuur). Het is alleen niet genoeg ten opzichte van de uitstoot van CO2.

BRON: WIKIPEDIA.NL

Het derde deel van het laatste IPCC-rapport (april 2022) gaat over oplossingen en zet alle mogelijke maatregelen op een rij, inclusief hun potentiële bijdrage aan het terugdringen van CO2 in de atmosfeer. Overschakeling op wind- en zonne-energie zet de meeste zoden aan de dijk tegen de laagste kosten. Veranderingen in de land- en bosbouw scoren ook goed, maar tegen aanzienlijk hogere kosten. Het gaat hier om CO2 vastleggen in de landbouw, minder bossen kappen, herstel van ecosystemen, (her)bebossing en aangepast bosbeheer.

Koolstofverwijdering

Meer dan 120 landen (waaronder EU-leden, de Verenigde Staten, China en Japan), honderden grote bedrijven (waaronder British Airways, Microsoft , Unilever, Shell en BP) en tientallen wereldsteden hebben zich inmiddels gecommitteerd aan de doelstelling om rond 2050 uit te komen op een netto-uitstoot van 0 (net zero emissions). Ze willen dan CO2-neutraal zijn. Naarmate ze er minder in slagen de eigen uitstoot tot 0 te beperken, wordt koolstofverwijdering belangrijker. Die kunnen ze namelijk in mindering brengen op de uitstoot, die per saldo onder 0 moet uitkomen. De vrees bestaat echter dat de betrokken landen, bedrijven en steden deze negatieve emissies gebruiken om zo veel mogelijk op de oude voet door te kunnen gaan. Vergelijk het met luchtvaartmaatschappijen die zo veel mogelijk willen blijven doorvliegen en de vliegkilometers compenseren met de aanplant van bomen. Zo kunnen passagiers van de KLM kiezen voor CO2-compensatie. Voor het bedrag dat ze boven op de prijs van hun vlucht betalen, laat de KLM bomen aanplanten in Panama. Afhankelijk van de CO2-reductie in de IPCC-scenario’s (zie Geografie januari) moet er volgens het klimaatpanel jaarlijks 5 tot 40 gigaton CO2 uit de lucht gehaald worden. Bossen zouden een flink deel voor hun rekening kunnen nemen, naast andere vormen (zie kader Wegen naar negatieve emissies). 

Wegen naar negatieve emissies

Naast nieuwe bomen en bossen zijn er diverse mogelijkheden om CO2 aan de atmosfeer te onttrekken.

  • Bio-Energy with Carbon Capture & Storage (BECCS): bij deze methode nemen bomen en planten eerst CO2 op uit de lucht, waarna ze als biomassa worden verbrand. De vrijkomende CO2 wordt afgevangen en ondergronds opgeslagen. In Nederland wordt BECCS gezien als de techniek met de grootste potentie. Maar alleen op voorwaarde dat er voldoende aanbod is van duurzaam geproduceerde biomassa. Daar wringt de schoen, want de verbouw van biobrandstoffen vraagt land en kan ten koste gaan van de voedselproductie en de natuur (biodiversiteit) in Nederland en elders. Ook moet de afgevangen CO2 ondergronds worden opgeslagen, bijvoorbeeld in lege olie- en gasvelden. Daaraan en aan het vervoer per pijpleiding zitten risico’s. CO2 kan vrijkomen uit lekkende of gescheurde pijpleidingen en ontsnappen uit ondergrondse lagen en dan (zee)water verzuren. Ook kan CO2 verbindingen aangaan met ondergrondse gesteenten, die daardoor uitzetten. Hoe groot die risico’s zijn, is nog onduidelijk. Er is te weinig ervaring op grote schaal mee opgedaan. Daarbij is de techniek voorlopig onrendabel door de hoge kosten.
  • Vergroting koolstofvoorraad in landbouwgronden: dit kan bijvoorbeeld door niet of minder te ploegen. Verder kunnen hogere grondwaterstanden in veenweide- en natuurgebieden aan- en hergroei van veen stimuleren.
  • Omzetting van organisch materiaal in biochar door pyrolyse (verhitting in zuurstofloze omstandigheden): biochar heeft een hoog koolstofgehalte en is zeer stabiel. Het kan dienen als bodemverbeteraar en duizenden jaren in bodems blijven. Biochar kan echter vervuild zijn en eenmaal in de bodem kom je er niet meer vanaf. Ondanks een groot potentieel wordt het daarom niet toegepast. Ook zijn er onzekerheden over de effecten van grootschalige toepassing op het bodemleven.
  • Olivijn: dit gesteente bindt CO2. De vastlegging gaat echter langzaam en er zijn enorme hoeveelheden olivijn nodig, die fijn vermalen moeten worden.
  • Direct Air Capture (DAC): daarbij wordt CO2 uit de lucht via ventilatoren in contact gebracht met een chemische stof die CO2 bindt. Daarna wordt de CO2 er via verhitting weer uitgehaald en opgeslagen. Vanwege het hoge energiegebruik is DAC alleen een optie bij overvloedig aanwezige, CO2-neutrale, energiebronnen. De technologie zit in de lift en de experimenten worden opgeschaald.

Er zijn nog andere vormen van Carbon Capture & Storage (CCS), maar die zijn erop gericht CO2 uit fossiele brandstoffen af te vangen en ondergronds op te slaan, voordat dit broeikasgas in de atmosfeer terecht komt.

De vrees bestaat dat negatieve emissies gebruikt worden om op de oude voet door te gaan

1000 miljard bomen

Het grote voordeel van opslag in bodem en bossen is dat het (anders dan de overige technieken) een beproefde, veilige en betaalbare aanpak is, die bovendien goed kan zijn voor de biodiversiteit en het waterbeheer, en die banen schept (tenzij er landbouwgrond voor opgeofferd wordt). Daarom zetten landen en bedrijven massaal in op de aanplant van bomen. De plannen buitelen over elkaar heen en qua aantallen nieuwe bomen wordt er met nullen gesmeten. Zo wil de Europese Commissie in de Unie drie miljard bomen aanplanten (negen nullen) en het World Economic Forum wereldwijd een biljoen bomen (twaalf nullen) ofwel 130 bomen per wereldburger.

Een greep uit de plannen:

  • In 2011 lanceerde de Duitse regering samen met de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) de Bonn Challenge om in 2020 150 miljoen hectare en in 2030 350 miljoen hectare bos te herstellen voor de opslag van CO2, vooral op gedegradeerde gronden. Er doen 43 landen mee, vooral in de tropen en subtropen, waar bomen sneller groeien en CO2 vastleggen (zie wereldkaart Bonn Challenge).
  • In het afgelopen decennium startten verscheidene landen grootschalige boomplantprogramma’s. Pakistan begon in 2014 in één provincie met de Billion Tree Tsunami en bouwde deze daarna landelijk uit tot de 10-Billion Tree Tsunami, China startte zijn Great Green Wall tegen de oprukkende woestijn in het noorden (35 miljoen hectare; 100 miljard bomen, zie ook Geografie november/december 2021), Ethiopië claimde in 2019 het wereldrecord ‘bomen planten in één dag’ (350 miljoen zaailingen) in een campagne om 5 miljard bomen te plaatsen in drie maanden. Politici kunnen er goede sier mee maken, de cijfers spreken tot de verbeelding en de media springen er gretig op in.
  • In juli 2021 publiceerde de Europese Commissie zijn nieuwe EU-bossenstrategie in de strijd tegen klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit. Naast bescherming en herstel van bossen, duurzaam bosbeheer en promotie van hout als duurzaam bouwmateriaal is ook de aanplant van minstens drie miljard bomen in 2030 een doel.
  • In september 2021 lanceerde het World Economic Forum 1t.org (1 t = one trillion) om in 2030 een biljoen bomen te planten. Begin 2022 waren er toezeggingen binnen van 30 internationale bedrijven voor 3,6 miljard bomen in meer dan 60 landen. Zo gaat Nestlé 200 miljoen bomen planten op en rond boerderijen waar het concern grondstoffen vandaan haalt. In 2022 distribueert de multinational bijvoorbeeld 2,8 miljoen bomen onder cacaoboeren in Ghana en Ivoorkust.
  • Als uitvloeisel van het Klimaatakkoord formuleerde Nederland in 2020 een Bossenstrategie (Bos voor de toekomst). Onderdeel daarvan is uitbreiding van het bosareaal in 2030 met 10% ofwel 37.000 hectare – dat is een kwart van de provincie Utrecht. Verder wil de overheid de kwaliteit van het bos verbeteren (door diversificatie) en ook buiten bossen bomen aanplanten, zoals voedselbossen, agroforestry en bomen als onderdeel van een gezonde, groene leefomgeving.
  • Op de VN-Klimaattop in Glasgow (COP26) presenteerde de Britse premier Boris Johnson een plan om de ontbossing (oorzaak van een achtste van de wereldwijde CO2-uitstoot) tegen 2030 te stoppen en liefst om te keren door bossen te herstellen en nieuw aan te planten. Meer dan honderd wereldleiders steunden zijn plan, onder wie die van grote spelers als Rusland, de EU, de VS, China, Brazilië, Congo en Indonesië, die goed zijn voor 85% van de bossen in de wereld. Voor bescherming en herstel van bossen werd 19 miljard dollar toegezegd en 30 grote financiële instellingen (goed voor 8,7 biljoen dollar aan beleggingen) beloofden niet langer te investeren in bosvijandige activiteiten zoals soja- en palmolieteelt.
  • In 2022 ging de Rabo Carbon Bank van start, met econoom Barbara Baarsma als directeur. Grote bedrijven die CO2-neutraal willen worden, kunnen daar carbon credits kopen, waarmee kleine boeren via de Rabo Carbon Bank hun productie kunnen verduurzamen en CO2 kunnen opslaan. Het eerste project richt zich op 15 miljoen kleine boeren in Afrika. Ze planten bomen die in hun landbouwsysteem passen, zoals acacia’s, mango’s en avocado’s. Voor elke ton CO2 die ze opslaan, krijgen ze een gegarandeerde prijs van 20 euro. Het is een vorm van carbon farming.

Zo zijn er veel meer hoopvolle initiatieven. Nieuw zijn ze niet. Na de eerdere klimaatconferenties, COP11 (Hyderabad, 2005) en COP13 (Bali, 2007), waren er ook al plannen om emissies uit ontbossing en bosdegradatie (REDD+) te reduceren. Ontwikkelingslanden met veel bos werden via een carbon credit-systeem beloond voor de instandhouding van bossen. REDD staat voor Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation. Na REDD+ is de grootschalige ontbossing echter gewoon doorgegaan. In 2020 ging er 285.000 km2 bos – dat is zeven keer Nederland – verloren. Zelfs in ons land nam het bosareaal tussen 2014 en 2018 netto 5400 hectare af, door natuurontwikkeling en omzetting naar landbouwgrond, bebouwing en infrastructuur. Ook de uitvoering van de Bonn Challenge verloopt allerminst vlekkeloos. Dat maakt velen sceptisch over nieuwe plannen en afspraken.

Veel gebieden blijken aanzienlijk minder leeg dan onderzoekers veronderstelden

Beschikbaar land

De eerste vraag is natuurlijk of er wel genoeg land te vinden is voor de aanplant van vele miljarden bomen. Vaak wordt er teruggegrepen op twee wetenschappelijke studies.

De eerste is de Atlas of Forest and Landscape Restoration Opportunities, die het World Resources Institute (WRI) in Washington in 2014 publiceerde. Volgens deze studie zou er twee miljard hectare (een gebied groter dan Zuid-Amerika) aan ontboste of gedegradeerde gebieden bestaan die geschikt zijn voor gedeeltelijke of volledige herbebossing. Daarvan zou anderhalf miljard geschikt zijn voor ‘mozaïekachtig herstel’ (combinatie van bomen en bossen met ander grondgebruik) en een half miljard voor aaneengesloten bossen. Later is daar nog 200 miljoen hectare aan toegevoegd in boreale gebieden (Canada, Rusland) waar bossen ten prooi gevallen zijn aan bosbranden.

De andere studie verscheen in 2019 in Science en kreeg wereldwijd veel media-aandacht, ook in Nederland. Het Crowther Lab van de Technische Universiteit Zürich had 900 miljoen hectare geïdentificeerd als land dat in aanmerking kwam voor herbebossing. Het Crowther Lab had gebieden in kaart gebracht met voldoende neerslag voor bomengroei en niet in gebruik voor landbouw, bossen of stedelijke bebouwing. De studie was de inspiratiebron voor het initiatief 1t-org van het WEF, waar onderzoeksleider Thomas Crowther, een Britse ecoloog, in een adviesraad zat.

Op deze studie en ook op de WRI-kaart kwam veel kritiek. Zo waren er beschermde natuurgebieden (zelfs Serengeti en Krüger) aangemerkt als geschikt voor bebossing, evenals miljoenen hectares graslanden en savannen die al eeuwenlang in gebruik zijn als weidegrond. Hier dreigt green grabbing (zie Geografie oktober 2015). Gebieden blijken veel minder leeg dan onderzoekers veronderstelden. Volgens veel ecologen zien de voorstanders van grootschalige (her)bebossing niet de nadelen die eraan kleven in gebieden die van nature open zijn. Zo zijn in Zuid-Afrika in veel open gebieden grootschalige houtplantages aangelegd met uitheemse soorten zoals eucalyptus uit Australië en dennen van het noordelijke halfrond. Deze bomen gebruiken veel meer water dan de inheemse vegetatie, wat heeft bijgedragen aan watertekorten, bijvoorbeeld in Kaapstad  (zie Geografie september 2018). De invasieve uitheemse soorten verdringen bovendien de inheemse vegetatie. Ook zijn de plantages gevoelig voor bosbranden die op hun beurt de CO2-uitstoot verhogen. Behalve door branden kunnen aangeplante bossen ook het loodje leggen door langdurige droogte, insectenplagen en stormen. Daardoor zijn in de VS veel bossen voorgoed verloren gegaan: zaailingen konden er door de hitte en droogte niet overleven en tot wasdom komen en zo bleef herstel uit.

Woestijnen, graslanden en savannes

Bossen kunnen bijdragen aan koolstofverwijdering, maar het effect op de atmosfeer kan geheel of gedeeltelijk teniet gedaan worden als gebieden met een groot reflecterend vermogen (albedo) zoals woestijnen, steppen en savannes bebost worden. Ook gaat men vaak voorbij aan de koolstof die onder de grond wordt opgeslagen. Graslanden en savannes begroeid met inheemse planten slaan veel meer koolstof op in hun uitgebreide wortelstelsels dan gedacht. Ze gebruiken ook minder water, kunnen beter tegen droogte en hitte dan bomen en zijn veel minder gevoelig voor branden en plagen. En áls ze getroffen worden door branden, herstellen ze zich veel sneller en gaat de ondergronds opgeslagen koolstof niet de lucht in. Er valt vanuit klimatologisch perspectief dus wel wat af te dingen op aansprekende plannen om woestijnen te vergroenen (greening the desert) en steppen en savannes te bebossen.

De focus op bomen komt ook voort uit technologische beperkingen. Satellieten kunnen goed meten hoeveel koolstof er bovengronds wordt vastgehouden in bossen, maar niet hoeveel onder de grond in graslanden en savannes. Dat bevoordeelt bossen in de statistieken boven graslanden. Voor het uitbetalen van carbon credits en de monitoring van ontwikkelingen zijn betrouwbare metingen belangrijk en die zijn er vooralsnog vooral voor bomen en bossen.

Kolonialisme

Woestijnen zijn in het verleden ten onrechte geframed als gedegradeerde landschappen, zoals de Amerikaanse historisch geograaf Diana Davis aantoont in haar boek The Arid Lands (2016). Toen koloniale mogendheden aride gebieden in Afrika en Azië onder controle kregen, verspreidde zich de overtuiging dat dit geen natuurlijke landschappen waren maar door toedoen van de mens verdwenen bossen. Daarom verboden koloniale regimes van Marokko tot India nomadische veehouders hun leefwijze voort te zetten. Kamelen, runderen, geiten en schapen zouden oude beschavingen veranderd hebben in verpauperde zandbakken; nomadische herders zouden het land verder vernielen. Daarom stimuleerden of dwongen de koloniale machthebbers de bevolking tot sedentarisatie, het inzaaien van akkers (vaak met exportgewassen als katoen en aardnoten) en de aanplant van bomen.

Veel huidige initiatieven om (semi)aride gebieden te vergroenen en te bebossen vertonen overeenkomsten met praktijken uit het koloniale verleden. Over de hele wereld worden nomadische groepen gemarginaliseerd. Hun leefwijze zou ‘uit de tijd’ zijn. Hun ruimte om rond te trekken en zo overbegrazing te voorkomen, wordt ingeperkt – óók door met westers geld gefinancierde boomaanplantprojecten zoals het Green Wall Initiative in de Sahel, bedoeld om de verwoestijning een halt toe te roepen. Veel projecten mislukken door gebrek aan medewerking van de lokale bevolking, die daar goede redenen voor heeft.

Bij deze en andere projecten kun je je afvragen of er geen sprake is van milieukolonialisme en klimaatonrechtvaardigheid. Waarom moeten gemarginaliseerde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden opdraaien voor de oplossing van klimaatproblemen die de CO2-uitstoot van geïndustrialiseerde landen veroorzaakt heeft?

Waarom moeten gemarginaliseerde bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden opdraaien voor de oplossing van klimaatproblemen die de CO2-uitstoot van geïndustrialiseerde landen veroorzaakt heeft?

Drie strategieën

Als je bomen wilt planten, hoe kun je dat dan het best aanpakken? Vier Engelse geografen deden onderzoek naar de uitvoeringsplannen van landen die deelnamen aan de Bonn Challenge, en naar de effectiviteit van de koolstofverwijdering. Ze publiceerden daarover in 2019 in Nature. Landen blijken drie wegen te bewandelen.

  • Herstel van natuurlijke ecosystemen (34%): gedegradeerde en verlaten landbouwgronden krijgen de kans om (grotendeels) op eigen kracht weer natuurlijk bos te worden. Het land wordt met wetgeving en financiële prikkels beschermd tegen brand en menselijke verstoringen. Na ongeveer 70 jaar zijn de oorspronkelijke bossen hersteld. Dat is te versnellen door aanplant van inheemse boomsoorten. Costa Rica is hierin een voorloper.
  • Aanleg houtplantages (45%): beplanting van marginale landbouwgronden met commercieel interessante houtsoorten zoals eucalyptus (papier), rubber en den. Dit gebeurt vooral in grote landen als Brazilië, China, Indonesië en Congo.
  • Agroforestry (21%): kleinschalige aanplant van bomen in combinatie met landbouwgewassen. De gewassen profiteren van de bomen. Zo hebben koffieplanten schaduw nodig en groeit mais beter in de buurt van stikstofbindende bomen als acacia en leucenea. De bomen leveren ook hout, fruit, noten en veevoer.

De onderzoekers vinden vooral de keuze voor houtplantages zorgelijk. Plantages slaan relatief weinig koolstof op, omdat de snelgroeiende bomen na 20 à 30 jaar weer gekapt worden. De koolstof komt spoedig daarna weer vrij, omdat het meeste hout gebruikt wordt voor papier en plaatmateriaal, en het houtafval wegrot. Bij duurzaam houtgebruik (meubels, houtskeletbouw) ligt dat anders: de koolstof wordt dan langer in hout opgeslagen, maar dit vraagt om andere houtsoorten dan eucalyptus en den.

Een mogelijk alternatief is het gebruik van biobased (bouw)materialen die langdurig CO2 opslaan en bovendien hernieuwbaar en recyclebaar zijn. Voorbeelden zijn Cross Laminated Timber (CLT, kruislings verlijmde platen vurenhout) in plaats van beton of steen waarvan de productie veel CO2 vraagt, en isolatiemateriaal van vlas, wol of hennep in plaats van glas- of steenwol.

Zorgwekkend is verder dat politici en ook de wereldvoedselorganisatie FAO alle bomen en bossen over één kam scheren. De FAO-definitie van bossen voldoet niet als het gaat om koolstofopslag en bescherming van de biodiversiteit. Elk stuk grond van meer dan 0,5 hectare met bomen hoger dan 5 meter en een gesloten bladerdek van meer dan 10% telt mee als ‘bos’. Ook plantages worden zo meegerekend, terwijl ze nauwelijks bijdragen aan de biodiversiteitsdoelen van bosherstel. Ten slotte gaan de plannen ervan uit dat aangeplant bos altijd bos blijft, terwijl het pas na 50 tot 100 jaar volwaardig bos is en minimaal voor die tijdsspanne beschermd zou moeten worden.

De onderzoekers hebben doorgerekend hoeveel CO2 er op de lange termijn (2100) wordt opgeslagen. Herstel van natuurlijke bossen slaat zes keer zo veel CO2 op als agroforestry en zelfs veertig keer zo veel als houtplantages. Deze optie moet volgens de onderzoekers dan ook de allerhoogste prioriteit krijgen. Vooral in de vochtige tropen, waar de capaciteit van de bossen om CO2 vast te leggen veel groter is dan in drogere en gematigde gebieden. Gedegradeerde bossen en deels beboste gebieden komen het eerst in aanmerking. Houtplantages en agroforestry zouden een plek moeten krijgen in boomloze gebieden, waarbij agroforestry weer de voorkeur verdient boven houtplantages. Als bossen eenmaal hersteld zijn, moeten ze goed beschermd worden. Bio-Energy with Carbon Capture & Storage (BECCS) wijzen de onderzoekers af. Verbouw van biomassa voor bio-energie vergt te veel land en gaat ten koste van bosherstel.

FOTO: MICHAEL FOLEY / WORLD BANK
Het bestaan van de nomadische Gaddi’s, die met hun kudden door Himachal Pradesh trekken, wordt bedreigd door grootschalige bosaanplant.

Food first

Hét grote gevaar van grootschalige (her)bebossing is dat deze ten koste gaat van de voedselproductie, vooral van kleine boeren in ontwikkelingslanden en van inheemse bevolkingsgroepen. Hun voedsel- en bestaanszekerheid kan erdoor worden aangetast (zie kader Houtplantages India). Gebrek aan draagvlak onder de lokale bevolking bedreigt bovendien de levensvatbaarheid van (her)bebossingsprojecten. Een food-first-benadering, zoals Oxfam in 2021 bepleitte, zou dat kunnen voorkomen. Die bestaat uit vier elementen.

  • Bescherming en herstel van natuurlijke ecosystemen zoals bossen, wetlands en graslanden. Het zijn belangrijke carbon sinks en ze remmen klimaatverandering af. Aantasting, veelal door grootschalige landbouw voor palmolie, soja, suiker, rijst en andere cash crops, vergroot de CO2-uitstoot, vermindert de biodiversiteit en leidt tot meer ongelijkheid en bestaansonzekerheid van lokale gemeenschappen en inheemse bevolkingsgroepen
  • Erkenning van inheemse bevolkingsgroepen en lokale gemeenschappen als eigenaren en hoeders van bossen en andere ecosystemen.
  • Verbetering van het beheer van landbouw- en weidegronden om de opslag van koolstof in de grond te vergroten. Verminderd ploegen, bodembedekkers, vruchtwisseling en diepwortelende grassoorten kunnen de kwetsbaarheid van de bodem verminderen, de landbouwproductie verhogen, landdegradatie beperken en koolstofopslag vergroten.
  • Stimuleren van agroforestry-systemen: meer voedselzekerheid en meer koolstofopslag.
Houtplantages India

India streeft al enkele decennia naar vergroting van het eigen bosareaal. Voor de implementatie van het Klimaatakkoord van Parijs wil het land zijn CO2-opslag met 2,5 tot 3 miljard ton vergroten door 4,5 miljoen hectare bos aan te planten.

De regio Himachal Pradesh in de westelijke Himalaya neemt daarvan jaarlijks 10.000 hectare voor zijn rekening. In een deel van dit gebied, het Dhauladhar-gebergte, trekken al eeuwenlang Gaddi’s rond met hun schapen en geiten. Ze leven van de verkoop van melk, vlees en wol.

De aanleg van nieuwe houtplantages, waarmee al lang vóór ‘Parijs’ begonnen was, heeft grote invloed op de leefomstandigheden van het herdersvolk. Er is steeds minder veevoer beschikbaar doordat eetbare vegetatie vervangen is door (niet-eetbare) bomen die commercieel interessanter zijn vanwege het hout en de hars die ze opleveren. Veel plantages zijn verrezen op plekken die voorheen uitsluitend als weidegrond werden gebruikt. Daarbij kregen invasieve shrubsoorten met giftige vruchten de overhand ten koste van grassen. Om de jonge aanplant te beschermen tegen vraat werden er vijf tot vijftien jaar lang hekken omheen gezet. Dat verstoorde de trekroutes tussen weidegronden in de valleien en hoog in de bergen, en tussen gronden van particulieren waar de kuddes van de Gaddi’s oogstresten en onkruid opaten en onderwijl het land bemestten. De Gaddi’s zijn nooit geraadpleegd over de aanleg van plantages en evenmin betrokken bij het beheer. Ze kregen wel de schuld van de achteruitgang van de bossen. Veel herders moesten hun leefwijze opgeven en andere inkomstenbronnen zoeken.

Tien gouden regels voor (her)bebossing

Om de CO2-opslag te vergroten zijn er recentelijk veel ambitieuze plannen voor (her)bebossing ontwikkeld om zo de klimaatdoelen van Parijs te halen. De targets in de vorm van miljarden bomen en miljoenen hectares bos staan op gespannen voet met het behoud en herstel van de biodiversiteit en de bestaanszekerheid van lokale gemeenschappen. De (her)bebossingsprojecten – en dan vooral de houtplantages – zullen veel negatieve gevolgen te hebben voor mens en milieu. Om de CO2-opslag in bomen en bossen te maximaliseren en tegelijkertijd het biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen en de leefomstandigheden van lokale gemeenschappen te verbeteren, heeft een groep voornamelijk Britse wetenschappers ‘tien gouden regels’ voor (her)bebossing opgesteld (zie gelijknamig kader).

  1. Bescherm allereerst bestaande bossen. Ze houden veel koolstof vast en het duurt honderd jaar om een bestaand bos terug te krijgen.
  2. Werk samen met lokale gemeenschappen. Zonder lokaal draagvlak zijn projecten gedoemd te mislukken. Bossen moeten de lokale gemeenschap werk en inkomen opleveren.
  3. Maximaliseer de biodiversiteit. CO2-opslag is niet het enige doel. Economische voordelen voor de lokale gemeenschap en ecosysteemdiensten zijn gebaat bij grote biodiversiteit.
  4. Selecteer de juiste gebieden, bij voorkeur die eerder bebost waren of die grenzen aan bossen. Geen graslanden of wetlands (die al CO2 opslaan in de bodem) en geen landbouwgebieden.
  5. Maak waar mogelijk gebruik van natuurlijk bosherstel. Dit is goedkoper en effectiever dan aanplant.
  6. Is aanplant nodig, kies dan soorten die de biodiversiteit vergroten. Bij voorkeur inheemse of zeldzame bedreigde, en geen invasieve, uitheemse soorten.
  7. Kies soorten die bestand zijn tegen klimaatverandering en zorg voor voldoende genetische diversiteit.
  8. Plan vooruit. Zorg voor goede infrastructuur tussen het verzamelen van zaden en aanplanten.
  9. Leer door te doen. Maak gebruik van wetenschappelijke en lokale kennis, probeer dingen uit voor ze op grote schaal toe te passen, monitor succesindicatoren (herstel inheemse, bedreigde soorten).
  10. Maak bosherstel betaalbaar. Zorg voor inkomsten uit carbon credits, bosproducten en ecotoerisme.

Bomen en bossen kunnen een belangrijke rol spelen bij het realiseren van negatieve emissies. Maar het grootschalig uitrollen van miljoenen hectares bos werkt averechts. Om negatieve effecten te beperken zullen aanplantprogramma’s afgestemd moeten worden op lokale sociale en ecologische omstandigheden. Geografen, die daar als geen ander oog voor zouden moeten hebben, kunnen daarin een belangrijke rol spelen.

 

BRONNEN: